• by: Sabine A.M. Martens
  • [:swvar:option:104:] [:swvar:option:103:], [:swvar:option:105:]
  • Category: poëzie

WEG/aWAY +1 jaar (4)


Over vergankelijkheid in de bodykamer en aanpalende ruimtes

Gent - 23 juli 2020
Sabine A.M. Martens

WEG/aWAY
 + 1 jaar (4)
Bodykamer
en aanpalende
ruimtes
break

Waarom moest dit per se? Bodykamer aanpalende ruimtes (5)


Omdat uit de diepste, donkerste afgrond iets een uitweg kan betekenen. Er kan iets uit voortkomen dat zin heeft al was het maar iemand anders ontroeren. 

Wat ik in de bodykamer en aanpalende ruimtes heb benoemd, toont gedichten uit een sombere, donkere ziel, een diepste binnenste dat niet meer verder kan door een onmetelijke zwaarte die alles naar beneden trekt. Hoe kan je dat verklaren? Soms kan je het niet of zie je het niet.

Ik ben erfelijk belast met een aanleg voor depressie langs moeders kant. De broer van mijn grootvader verhing zich en de zuster van mijn grootmoeder liep op een besneeuwde ochtend naar de Schelde, stapte uit haar schoenen het water in. De grootmoeder van mijn moeder zat ettelijke tijd in een zwakzinnigengesticht maar kwam er wel volledig genezen uit. Mijn moeder zelf worstelde mijn hele kindertijd en jeugd met depressies. Ze nam ettelijke kalmeringspillen en pas toen een nieuwe jonge arts zich in onze gemeente vestigde, kickte ze af dankzij acupunctuur.

Later vernam ik dat de aanleg voor depressie fysiek is of kan zijn. Het is de chemie in je hersenen die je bepaalt. Ik kreeg mijn eerste echte depressie in 2006. Het duurde vijf jaar eer ik echt kon zeggen dat ik er weer bovenop was. Toch blijven de moodswings en heb ik de twee jaar voorafgaand aan de opening van WEG/aWAY lastige perioden gekend. 

Dat kwam ook doordat de vergankelijkheid en veroudering een confrontatie was die ik moest aangaan.Ik werd er op diverse manieren mee geconfronteerd. Mijn moeder was al jaren serieus aan het aftakelen en dement. Ik voelde mijn lichaam verouderen onder de jaren en mijn geest idem dito. 

In de bodykamer zelf toon ik lichamen van verschillende kleur, leeftijd en textuur. Ze zijn geen wit blad maar elk een eigen roman, een portret, een huid waar onderhuids een massa in schuilt. Die massa is hun zijn. 

Toen ik van deze mensen hun lichaam letterlijk mocht beschrijven met mijn gedichten, was dat een daad die een enorm respect bij mij opriep, een daad van verbinding en voor mij een toegift aan mijn bestaan.

Als het lood even uit de zware momenten wegtrekt, kan er geschreven worden. Ik ben ervan overtuigd dat er herkenning kan zijn bij lezers, al is dat niet mijn eerste drijfveer.

Een psycholoog die mijn tentoonstelling bezocht, legde niet de link tussen de vrouw die hem ontving en hem de publicaties bij de tentoonstelling toonde, en de kunstenaar. De gedichten uit sommige kamers deden hem aan patiënten denken. Hij zat er eigenlijk niet naast maar hij maakte toch de scheiding wij/zij. Wij de gezonden, zij de getroubleerden. Maar ook in deze kwestie is er geen wij en geen zij, want de kunstenaar die voor hem stond bleek zowel wij als zij te zijn.